Dit huis is behekst er zijn tien kamers
waarin acht personen waarvan zes mijn kinderen
vijf radios zijn er vier platenspelers drie televisies
en twee aansluitingen op de draadomroep
voornamelijk voor het vierde kanaal
waarin ik een zwemmer ben
zoals Gossaert zegt die hier ook is
in de boeken zoveel dat ik niet de moed heb
ze ooit te gaan tellen maar al die wijsheid
en schoonheid niet te vergeten
is hier present dit huis is bezeten
overal zitten ze met hun boeken bij hun toestel
de gangen gonzen als een ether vol mensenlucht
en iedereen arbeidt oog in oog
met de wereldgeesten
mijn vrouw en ik
werken als werklui voor onze kinderen
een half oog op het tweede net
een half oor aan het vierde kanaal
als dat zwijgt doe ik mijn avondgebed
en drink nog een glas anders kan ik niet slapen
als ik weer wakker word
doe ik mijn ochtendgebed en wij arbeiden weer
voor onze kinderen ze zijn beter dan wij
zeg ik altijd de tijd zal het leren en hoop doet leven
maar hoop is niet meer nodig want ik zal er nog zijn
de geriatrie zal me die les wel lezen
alles zelf zien alles zelf horen wat blijft er dan te hopen
ik kijk uit het raam en denk
aan een wereld die er wel niet zal zijn
maar waarin ik had willen leven
en ik drink gauw een glas anders kan ik niet arbeiden
voor mijn kinderen voor hun toekomst de mijne geloof ik al wel
geloof is overbodig als alles van zelf komt
volgens de wet van vraag en aanbod
die naar mij niet vraagt en mij ook niets aanbiedt
maar mijn kinderen zijn beter
zij zijn nog in het spel
ik kijk rond in dit huis en luister
en denk geen steen blijft op de ander
het wordt allemaal opgenomen
in de lucht die dan vol is
met wat geen oor heeft gehoord en geen oog heeft gezien
en ik weet dat ik het allemaal lief heb
want ik heb er wel hoop voor
omdat ik geloof
en dat zonder jenever