Persephone tremenda
Proserpina fascinans
steenkoude nimmer bekende
zijt gij dat kind dat daar danst
Wat voor gloed heeft u doortrokken
kruipt het bloed nog ook in de dood
roodblond zijn uw grauwe lokken
uw lijkbleke mond is rood
- Ik keerde in tot de aarde
verstard in haar zwarte nacht
tot zij mij wederbaarde
en in het lentelicht bracht
Zo wordt het zaad voor de winter
gelegd in haar kille schoot
en ieder voorjaar begint er
nieuw leven uit de dood
- Gij moogt dan zijn herboren
van het graan is dat niet waar
het is wel eender koren
maar niet dezelfde aar
In onze kinderen leven
wij voort ja na onze dood
Proserpina zij leven
Persephone wij zijn dood
- De mensen zijn geen goden
gij blijft niet eindeloos
maar onder de groene zoden
vergaat ge niet voor altoos
Voor wie men een graf delfde
die rust van dit bestaan
en is gewis dezelfde
die eenmaal op zal staan
- De grond zal openbreken
het dodenrijk wordt licht
er gaat een dag aanbreken
die voor geen donker meer zwicht
Proserpina moet sterven
Persephone blijft dood
maar die dat leven erven
zij zien al morgenrood