Het oude geloof

Stamfuchsia’s,
steltlopers in randen vergeet me niet,
nee, ik vergeet je niet.
Als de wind over de tuinmuur viel
hebben al je bellen,
rood-wit, purper en paars, geluid
wat het kaarsvlammen in de kastanje beduidt:
God is groot!
De hoelangerhoeliever is dood,
uitgerukt, opgeharkt,
en de tuin is een industrieterrein,
armzalig, met keten.
Fuchsia’s staan nu in kleine potten
achter de ruiten,
dienstplichtige rotten.
In tabakswalm vallen de klokjes af.
En wij moeten buiten staan,
op gravel, tegels en asfalt gaan
roepen: God is groot!